J’accuse

En toen was het januari. Gedaan met omkijken naar wat achter ons ligt, de blik is gericht op de weg vooruit. Het is een kletsnatte dag wanneer we nieuwe oorden opzoeken om te repeteren: de Budatoren op het gelijknamige Kortrijkse eiland. Derde verdieping, met uitzicht over de stad, al zijn er nu vooral veel regendruppels op de vensters te zien. De regen sijpelt binnen, plassen als olievlekken vormen zich onderaan de trap, verdacht nat is het ook in een lift met veel kuren. Het is zoeken naar het toilet; voor minder mobiele mensen een hele uitdaging om daar te geraken. We ondervinden de problemen die Grijs aan Zet aankaart aan den lijve.

Hilde en Arne hebben zich tussen kerst en nieuwjaar afgezonderd, spraken met technici en vormgevers. Het resultaat hiervan wordt steeds zichtbaarder in onze wekelijkse rendez-vous: vanaf nu werken we echt aan scènes, volgende week komt er tekst bij kijken, en heel binnenkort ook live muziek. Steentje per steentje wordt er gebouwd aan de voorstelling. Vanaf nu wordt het serieus.

Een van die scènes brengt Chantal buiten adem: Chantal die op commando van time keeper Kathleen de ruimte rond rent en haar dagtaken uitvoert: opstaan, soep maken, Ment tv, (overdracht!), aperitief, stafvergadering, (overdracht!), Elixir d’Anvers, koekies, bingo,… er komt schijnbaar geen einde aan. De rode linten die we vóór Kerstmis nog gebruikten om Urbain in te pakken, dienen nu als provisoire microfoons in de ruimte, opgehangen aan het plafond. Microfoons die net als de lift in de Budatoren onbetrouwbaar zijn: ze schieten aan, vallen weer uit. De microfoon is ook de symbolische totem: geen micro, geen stem. Chantal is de pavloviaanse hond die zich ernaar toe rept en in haar taakplanning het hoofd boven water probeert te houden. Marie-Hélène raakt vanuit haar rolwagen dan weer niet aan de microfoon, die te hoog hangt.

Het niet gehoord worden, overstemd door andere hartenkreten of door gemeenplaatsen, zoals daar zijn: “nee, sorry, meneer, uw hondje is hier niet welkom”, of ook: “dat is niet meer voor u”, of nog: “allee kom zeg, het is groen”. Finaal rijst vanuit de verontwaardiging de conclusie op, eerst gedacht, dan gezegd en gefluisterd: “nee, dat mag niet!”, waarna de groep, op 1 rij opgesteld, een J’accuse formuleert aan een onzichtbare Minister van seniorenbeleid.

Een andere rode draad, spreekwoordelijk dan, wordt de rol van Chilo, die als uitgerangeerde acteur steeds minder rollen, en dus minder aandacht, zal krijgen. Tijdens zijn aangrijpende monoloog uit Gogols ‘Dagboek van een gek‘ dansen Christine en Patrick rondjes en telt Urbain de oorlogsvliegtuigen die overvliegen. Onzichtbaar en ontelbaar, maar nog steeds aanwezig. Wat en wie onzichtbaar is wordt zichtbaar gemaakt, wie niet gehoord wordt krijgt een micro.

foto: Willy Houthoofd

Vorige
Vorige

Een oproep tot overgave

Volgende
Volgende

Surfen op de golven